Interview met Christiaan van Schermbeek over Altijd Alles Anders

Theater Babel op naar het IFFR
Bij Theater Babel Rotterdam loopt altijd alles anders. Dat is dan ook de titel van de film die Christiaan van Schermbeek over het inclusieve gezelschap maakte. “De acteurs zijn in staat tot betovering, misschien juist dankzij hun naturel.”
Door Willem Pekelder
Twee jaar lang volgde filmmaker Christiaan van Schermbeek Theater Babel Rotterdam. Als een vlieg op de muur was hij aanwezig bij de repetities van ‘Van J. naar Jessica’ en ‘Ik via de ander’. Het resultaat is de film ‘Altijd alles anders’, die op het Internationaal Filmfestival Rotterdam in première zal gaan.
Theater Babel is in Europa een uniek professioneel gezelschap doordat het structureel werkt met acteurs met en zonder beperking. In de film pleit Babel-regisseur Paul Röttger voor een gelijke behandeling. Acteurs met een beperking moeten zich niet hoeven aanpassen aan acteurs zonder beperking. Het enige wat telt, is de zoektocht naar een nieuwe kunstvorm.
In zijn Parkflat in Rotterdam vertelt Christiaan van Schermbeek (65) hoe het idee voor de film is geboren. “Ik heb zeshonderd afleveringen van het culturele Rijnmond-programma ‘Moois’ gemaakt, waaronder ook verschillende over Paul en zijn theatergroep. Hij zat toen nog in Bospolder Tussendijken met het Rotterdams Centrum voor Theater. Zo is het contact ontstaan.
Had je van tevoren een idee qua inhoud en vorm?
“Ja en nee. Ik fantaseer me bij elk project een ongeluk, maar in de praktijk breek ik alles weer af, omdat dingen anders lopen. Uiteindelijk kom ik vaak toch weer heel dicht bij mijn aanvankelijke gevoel uit. Van Theater Babel kende ik het eindproduct, de voorstelling. Die moest ik als het ware afpellen, zeg maar: de film terugdraaien, om bij het beginpunt te komen. Naar mijn gevoel is de oorsprong een collectief dat tegelijkertijd flexibel en strikt door Paul wordt geleid. Mijn opgave was om met mijn film zo dicht mogelijk die bron te benaderen. Ik denk dat dat is gelukt.”

Christiaan van Schermbeek
In wat voor proces zit Paul Röttger tijdens een theaterregie?
“In een soortgelijk. Die begint ook met een droom die hij langzaamaan afpelt. Aanvankelijk wil hij bijvoorbeeld a capella muziek uit de Renaissance, maar al werkende hoeft daar niets van over te blijven. Je zit dus met twee afpelprocessen, dat van Paul en dat van mij. Mijn grote vraag was: hoe krijg ik dat alles over het voetlicht? Nou, vooral met veel geduld. Theater Babel werkt op een heel intensieve manier waarbij van alles wordt geïmproviseerd en uitgeprobeerd. Het kan heel lang duren voor er een ‘definitieve’ stap wordt gezet. Soms heb je na een middag van draaien precies één detail te pakken. Daar waren we dan wel weer heel blij mee, hoor, dat wel.”
Er was dus geen plan?
“Nee. Paul opperde aanvankelijk om op draaidagen afspraken te maken over de inhoud van de repetities. Hij dacht mij daarmee wat meer greep te geven, maar ik vond het geen goed idee, omdat ik me liever niet wil laten vastleggen.”
Vandaar ook de titel van je film, ‘Altijd alles anders’?
“De suggestie komt uit de omgeving van Paul. En ik was het er volledig mee eens. Paul is iemand die zichzelf voortdurend verrast. Ik wil niet zeggen dat hij nooit tevreden is – hij kan bij iets moois spinnen als een poes -, maar een voorstelling is in zijn ogen niet gauw af. Het kan altijd weer beter. Dat denken behoort tot het raison d’être van Paul. Gaat het niet hard genoeg, dan komt hij met een provocatie. Vernieuwd moet er worden! Natuurlijk verrast hij daarmee ook de spelers. Hij schenkt hen een groot vertrouwen, maar dat moeten ze wel ‘betalen’ door het de volgende week misschien weer heel anders te gaan doen.”

Voor jou als regisseur gold dus ook: altijd alles anders. Hoe heb jij dat ervaren?
“Ik ben er dol op, zeker in het filmmakersproces. Als alles steeds hetzelfde is, begin ik te geeuwen.”
Je moest na die twee jaar filmen heel veel materiaal weggooien. Hoe heb je je ‘darlings gekilld’?
“De montage is voornamelijk de verdienste geweest van Douwe Wilhelm van der Werf. Als een vlinderverzamelaar heeft hij alle kleuren naast elkaar gelegd en gekeken wat bij elkaar past. Het selecteren van beelden is een natuurlijk proces. Je kan bijvoorbeeld een shot kiezen van een acteur die heel mooi kijkt. Dat doe op je intuïtie. Misschien is er helemaal geen context, maakt niet uit, het gaat om die prachtige blik. Verder let je op waar Paul iets bereikt. Je hebt een stuk of zeven Paulen. Een vileine Paul en een lieve Paul, een enigszins kwaadaardige en een empathische Paul. Een vlinder met zeven verschijningen, die je allemaal wilt laten schitteren.”
Er is een vrij korte film overgebleven: één uur en tien minuten.
“Een heel prettige lengte vind ik zelf. Maar belangrijker: het is een film met een laag tempo. Geen snelle film, want die gaat na tien minuten vervelen. Ik houd van verstilde beelden. Een acteur die een fraai gebaar maakt, een actrice die zit te denken.”
Je hebt niet eerder gewerkt met acteurs met een beperking. Hoe ging dat?
“In het begin best lastig. Dan had iemand een indrukwekkende scène gespeeld, waarover ik wilde napraten en dan merkte ik bij de ander een gevoel van: wie ben jij eigenlijk? Maar ik ben wel op deze acteurs blijven afstappen, juist omdat ik met hen geen ervaring had. Uiteindelijk liep het meestal prima.”
Hoe is het inclusieve acteren op jou overgekomen?
“Op een vrij natuurlijke manier. Iedereen heeft innerlijke worstelingen, ook deze acteurs. Daar wordt op ingezoomd. Het gaat dus niet om beperking of geen beperking, maar om persoonlijkheid. Het fundament van de voorstelling is dat de kijker dertig mensen gaat leren kennen. Theater Babel is een goeie voortrekker in de discussie over inclusiviteit, a. door er aandacht aan te geven, b. door er normaal over te doen. Mensen zijn meer dan hun stempeltje, of dat nu doofstom, slechtziend of autistisch is. Vaak is in de voorstelling het verschil tussen acteurs met en zonder beperking helemaal niet te zien. Het gaat om hun verhalen.”
Emancipatorisch theater?
“Ja, maar het is ook kunst. De acteurs spelen zichzelf, maar wel net met die twist van verbeelding die hen boven zichzelf doet uitstijgen. Dat gebeurt met de toeschouwer ook. Natuurlijk, hij krijgt verhalen te horen en beelden te zien, maar belangrijker, de toeschouwer wordt daarbij bespeeld door Paul, die als een kok in een pot heeft zitten roeren, al denkende: als ik er nú een stukje muziek in gooi, hoe zou dat smaken? En als ik hier een monoloog toevoeg, hoe proeft dat? Paul laat bijvoorbeeld een acteur een verhaal vertellen dat halverwege stopt. Na drie kwartier komt het op een gekantelde manier terug. Het publiek heeft inmiddels de tijd gehad om na te denken, en is wellicht ontvankelijk voor een andere blik. Zo’n verhaal kan dan een heel nieuwe impact krijgen, niet meer letterlijk, maar naar de geest. Paul zal over zijn dramaturgie nooit veel vertellen, ook in deze film niet. Begrijpelijk, want welke kok geeft zijn recept prijs? Van de acteurs vind ik het een prestatie dat ze, vaak zonder een héél professionele opleiding, in staat zijn tot betovering. Misschien is dat resultaat juist te danken aan hun naturel.”

Paul Röttger wil het publiek confronteren met wat het niet kent of zelfs niet wíl kennen. Hoe ben jij daarmee omgegaan?
“Door niet te voorzichtig te zijn. Ik vond het bijvoorbeeld belangrijk om Sharoma erin te hebben die een beperking heeft in het spreken. Ik wilde het publiek laten zien dat het ingewikkeld is om dat te filmen, maar ook dat Sharoma, welbeschouwd, heel goed communiceert. Ze heeft haar eigen, authentieke manier om haar woorden kracht bij te zetten. Voor mij was het een confrontatie met mezelf: kom ik hier als filmmaker uit? Ja dus. Als je maar genoeg aandacht geeft.”
Mocht je van Paul Röttger alles filmen?
“Ja, ik mocht alles filmen.”
Wat is je in die twee jaar het meest bijgebleven?
“De onvoorstelbare aandacht van de spelers voor het repetitieproces. Ze hebben een grote gretigheid om verder te komen. Ik heb het gevoel dat bij een groot stadsgezelschap aandacht op die manier niet bestaat. Er wordt bij Babel nauwelijks gekeet. Paul weet de spelers mee te trekken in zijn concentratie, het is een soort superaandacht. Jessica speelt in ‘Van J. naar Jessica’ bijvoorbeeld een nogal subtiele scene. Dan voel je dat de hele groep aan haar lippen hangt en denkt: dat wil ik óók in mijn volgende scène. Paul slaagt erin om vanuit het individu het collectief met een toverstokje aan te raken. Hij blaast de spelers leven in.”
‘Altijd alles anders’, regie: Christiaan van Schermbeek, camera: Henk Leurink, montage: Douwe Wilhelm van der Werf. Première: IFFR online (van 27-01 tot 06-02 beschikbaar).